Sjezen

Uiterst fraai vertoont het Friese paard zich voor de Friese, krompanelen sjees. Deze merkwaardige rijtuigen onderstrepen de sierlijkheid en de hoge gangen van de paarden.

Het woord ‘sjees’ is een verbastering van het Franse woord ‘chaise’, dat ‘stoel’ betekent. De oudste sjezen stammen uit het einde van de 18e eeuw. Op de Friese sjees zit, in tegenstelling tot andere rijtuigen, de menner links en de dame rechts.

Bij het zien van een sjees valt het eerst de merkwaardige sierlijkheid op. Twee hoge wielen (gemiddeld met een doorsnee van 1.50 m), met daarboven een klein bakje met fraai gebogen zij-, achter- en voorpanelen. De meeste sjezen hebben veel houtsnijwerk op het bakje – onder meer bestaande uit voluten, krullen, palmetten, florale motieven, het draagraam en de spaken (in barok-, rococo- of empirestijl en soms een mix daarvan). Al deze onderdelen zijn met bladgoud gehoogd.

Voor de bekleding van het bakje wordt veelal velours d’Utrecht of trijp in donkerrood, -groen of goudgeel toegepast en is zorgvuldig afgewerkt met knopen en passement.

Bovenaan op de achterkant van het bakje hangen vaak twee twintig centimeter lange passementen banden met kwasten, die dienden als handgrepen (voor de palfrenier die er in een ver verleden achterop stond).

Het bakje is donkergroen, blauw of zwart van kleur. Het onderstel is meestal zwart of wit; in De Fryske Quadrille wordt, uit het oogpunt van schoonheid en effect, met witte onderstellen gereden.

Bijzonder aan de sjees is de vering met behulp van leren riemen. Deze bestaat uit twee lange, stevige leren riemen, waarop het zitgedeelte is bevestigd. Ook al kwamen er in het begin van de negentiende eeuw betere wegen, de leren riemen bleven voor sjezen in gebruik.

Wanneer er een span paarden voor de sjees loopt, dan wordt onder de paardenlichamen een stalen beugel aangebracht en vastgemaakt aan het schoftstuk. De lange dissel tussen de paarden wordt door een oog van de beugel gestoken. Zo wordt voorkomen dat de sjees achterover slaat.

Alle sjezen zijn maatwerk; er zijn geen twee gelijk. Eenvoudig is het bouwen van een sjees allerminst. Vooral het buigen van de panelen van het bakje – uit gewaterd en gedroogd hout – met warm water, een vlam of een andere warmtebron, is moeilijk werk. Er zijn dan ook maar enkele vakbekwame mensen die dit edele ambacht kunnen uitvoeren. 

Voor de sjezen worden borsttuigen met elegante Friese fournituren gebruikt. Het specifieke van een sjeestuig is de bevestiging van de borstriem met het lichtoog of beugelgesp aan het schoft.  Er wordt gebruik gemaakt van hagelwit gewassen touwleidsels en -strengen.

De sjezen die worden gebruikt in De Fryske Quadrille zijn geregistreerd bij het Fries Sjezen-stamboek.